Uitspraak
OVERWEGINGEN
.Hieraan heeft CIZ ten grondslag gelegd dat bezien moest worden of er behandeling of revalidatie mogelijk is om de zelfredzaamheid van appellante te verbeteren
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante op 9 februari 2010 een aanvraag ingediend voor Begeleiding in de vorm van een persoonsgebonden budget op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het CIZ heeft op 26 april 2010 besloten om appellante te indiceren voor zorg in natura, maar heeft daarbij slechts lichte beperkingen vastgesteld. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het CIZ heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting op 10 januari 2014 heeft appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. W.J.A. Vis, haar standpunt toegelicht. CIZ werd vertegenwoordigd door mr. L.M.R. Kater. De Raad heeft het onderzoek geschorst en appellante de gelegenheid gegeven om haar stelling dat zij uitbehandeld is, nader te onderbouwen. Appellante heeft echter besloten om geen aanvullende informatie op te vragen bij haar psycholoog.
De Raad heeft geconcludeerd dat de rapporten van de medisch adviseurs van CIZ voldoende zorgvuldig zijn en dat deze een toereikende grondslag bieden voor het bestreden besluit. De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet heeft aangetoond dat zij, ook op psychisch gebied, uitbehandeld is. De langdurige arbeidsongeschiktheid van appellante kan niet als medische onderbouwing dienen voor haar aanspraak op AWBZ-zorg. Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellante afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd.