ECLI:NL:CRVB:2014:1688
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van tegemoetkoming in kosten van fiets met hulpmotor
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van een tegemoetkoming van € 2.100,- die aan appellante was toegekend voor de aanschaf van een fiets met hulpmotor. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die eerder het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De zaak is ontstaan na een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, waarbij appellante verplicht was om binnen zes maanden na de toekenning van de tegemoetkoming een factuur en betalingsbewijs in te dienen. Appellante heeft deze verplichting niet nageleefd, wat leidde tot de intrekking van de tegemoetkoming en de terugvordering van het bedrag.
De Raad oordeelt dat het college terecht heeft gehandeld door de tegemoetkoming in te trekken, aangezien appellante niet de vereiste bewijsstukken heeft overgelegd. Tijdens de hoorzitting in bezwaar heeft appellante nog een kans gekregen om de benodigde documenten aan te leveren, maar de ingediende stukken bleken niet te kloppen. De rechtbank heeft in haar uitspraak bevestigd dat appellante niet aan haar verplichtingen heeft voldaan en dat het college bevoegd was om de beslissing te herroepen.
In hoger beroep heeft appellante geen nieuwe gronden aangevoerd die de Raad zouden kunnen overtuigen om de eerdere beslissing van de rechtbank te herzien. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en bevestigt de aangevallen uitspraak. De Raad concludeert dat de intrekking van de tegemoetkoming en de terugvordering van het bedrag rechtmatig zijn, en dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een toezegging is gedaan door een medewerker van het college die haar toestemming zou hebben gegeven om de tegemoetkoming voor een ander doel te gebruiken.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.