ECLI:NL:CRVB:2014:1697
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van een persoonsgebonden budget door het Zorgkantoor
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) door het Zorgkantoor Delfland Westland Oostland Nieuwe Waterweg Noord. De erven van de overleden betrokkene, die zorg ontvingen op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), hebben hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De rechtbank had het beroep van de erven ongegrond verklaard, waarbij het Zorgkantoor het standpunt innam dat de erven nog een bedrag van € 1.056,10 verschuldigd waren. Dit bedrag was het resultaat van een verrekening van een schuld van de betrokkene aan het Zorgkantoor met een voorschotbetaling.
De Raad voor de Rechtspraak heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Betrokkene, die op 26 augustus 2010 overleed, ontving een pgb dat door het Zorgkantoor was vastgesteld op € 37.040,79 voor het budgetjaar 2010. Het Zorgkantoor had echter een hoger bedrag aan voorschotten aan betrokkene betaald dan het beschikbare budget, wat leidde tot de terugvordering van het bedrag van € 15.324,23. De erven voerden aan dat het Zorgkantoor bij de factuur van 16 november 2010 geen rekening had gehouden met een eerder ingehouden bedrag van € 1.056,10.
De Raad oordeelde dat het Zorgkantoor zich terecht op het standpunt stelde dat de erven nog een bedrag van € 1.056,10 verschuldigd waren. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de berekeningen van het Zorgkantoor correct waren. De verzoeken van de erven om een deskundige te benoemen werden afgewezen, omdat de Raad voldoende informatie had om tot een oordeel te komen zonder aanvullend onderzoek. De uitspraak werd gedaan op 16 mei 2014.