ECLI:NL:CRVB:2014:1760
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vaststelling eigen bijdrage voor zorg met verblijf door CAK
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. De appellant, die sinds 2009 in een psychiatrische zorginstelling verblijft, had bezwaar gemaakt tegen de door het CAK vastgestelde eigen bijdrage voor zorg met verblijf, die was vastgesteld op € 761,06 per maand. De appellant had een indicatiebesluit van het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) ontvangen voor zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).
Het CAK had het bezwaar van de appellant ongegrond verklaard, met de onderbouwing dat het CAK verplicht was om een eigen bijdrage vast te stellen zolang er een indicatiebesluit voor zorg was. De rechtbank had deze beslissing bevestigd, waarop de appellant in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 4 april 2014 heeft de appellant zijn gronden toegelicht, terwijl het CAK werd vertegenwoordigd door mr. S.W.M. Boelee.
De Raad heeft overwogen dat de appellant onvoldoende bewijs heeft geleverd dat hij niet de zorg heeft ontvangen die hij had moeten krijgen. De Raad benadrukte dat het CAK op basis van de AWBZ verplicht is om een eigen bijdrage te heffen, tenzij er sprake is van een uitzonderingssituatie, wat de appellant niet kon aantonen. Ook het beroep op artikel 13 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) werd afgewezen, omdat de appellant niet kon aantonen dat hem een daadwerkelijk rechtsmiddel was onthouden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees de verzoeken van de appellant af.