ECLI:NL:CRVB:2014:1944
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvangst van een uitnodigingsbrief in het kader van bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de bijstandsverlening aan betrokkene, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst had de bijstand van betrokkene opgeschort, omdat hij niet was verschenen op een afspraak waarvoor hij was uitgenodigd. Betrokkene ontkende echter de ontvangst van de uitnodigingsbrief en stelde dat hij niet op de afspraak was verschenen omdat hij de brief niet had ontvangen.
De rechtbank had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat het dagelijks bestuur niet voldoende had aangetoond dat de uitnodigingsbrief daadwerkelijk was verzonden. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat het dagelijks bestuur niet in staat was om de verzending van de brief aannemelijk te maken. De gestelde weigerachtige houding van betrokkene werd niet als voldoende bewijs gezien voor het tegendeel. De Raad concludeerde dat betrokkene niet kon worden verweten dat hij niet was verschenen op de afspraak, en dat de opschorting en intrekking van de bijstand niet in stand konden blijven.
Daarnaast werd het verzoek van betrokkene om vergoeding van wettelijke rente afgewezen, omdat er eerst een nadere besluitvorming door het dagelijks bestuur moest plaatsvinden. De Raad veroordeelde het dagelijks bestuur in de proceskosten van betrokkene, die werden begroot op € 487,-. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 10 juni 2014.