ECLI:NL:CRVB:2014:219
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.J.T. van den Corput
- A.I. van der Kris
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om toestemming voor verhuizing naar Frankrijk met behoud van Wajong-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Middelburg. De appellant, die sinds 1976 een uitkering ontving op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, had herhaaldelijk verzocht om toestemming om met behoud van zijn Wajong-uitkering naar Frankrijk te verhuizen. Deze verzoeken waren door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) afgewezen, laatstelijk op 22 februari 2011. De rechtbank had eerder de afwijzing van het Uwv vernietigd, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt in een nieuw besluit van 2 juli 2012, waarin werd gesteld dat er geen medische noodzaak was voor de verhuizing.
De Raad oordeelde dat de door appellant aangevoerde redenen voor verhuizing, zoals een beter sociaal leven en een aangenamer klimaat, niet voldoende waren om te spreken van een dwingende noodzaak om naar Frankrijk te verhuizen. De Raad benadrukte dat de hardheidsclausule slechts in uitzonderlijke gevallen kan worden toegepast en dat de omstandigheden van appellant niet aan deze criteria voldeden. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de door appellant aangevoerde omstandigheden niet konden worden gerangschikt onder de in het Besluit beleidsregels voortzetting Wajong-uitkering buiten Nederland genoemde gevallen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv voldoende gemotiveerd had waarom de verzoeken van appellant niet konden worden ingewilligd. De wens van appellant om naar Frankrijk te verhuizen was begrijpelijk, maar niet dwingend genoeg om de afwijzing van het Uwv te weerleggen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd werd.