Uitspraak
mr. De Jonge verschenen. De Svb heeft zich, met kennisgeving vooraf, niet laten vertegenwoordigen.
OVERWEGINGEN
29 mei 2009 tot een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 45%. Naar aanleiding van het verzoek van de Svb bij brief van 9 november 2009 aan ClientFirst de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant nader te beoordelen heeft de verzekeringsarts
J.H. Logger in het rapport van 24 december 2009 zijn onderzoeksbevindingen vermeld. Er is naar zijn mening geen sprake van zeer ernstige psychopathologie bij appellant, maar er zijn rouwverwerkingsproblemen, gecompliceerd door de culturele context. Logger heeft de FML bijgesteld, waarna een bezwaararbeidsdeskundige van ClientFirst op basis van de gewijzigde FML van 24 december 2009 een aantal nieuwe functies heeft geselecteerd en appellant onveranderd voor minder dan 45% arbeidsongeschikt heeft geacht. ClientFirst heeft op
11 maart 2010 opnieuw advies uitgebracht aan de Svb.
24 mei 2011. Deze is tot de conclusie gekomen dat appellant met de vastgestelde beperkingen in passende functies een zodanig inkomen kan verdienen dat geen sprake is van arbeidsongeschiktheid in de zin van de ANW. Het Uwv heeft bij brief van 25 mei 2011 het advies betreffende de arbeidsongeschiktheid van appellant aan de Svb gezonden.
26 oktober 2011 ingezonden. Boel heeft geconcludeerd dat er geen reden is de vastgestelde beperkingen in persoonlijk functioneren, dynamische handelingen of werktijden verder aan te scherpen. Bij brief van 27 oktober 2011 heeft de Svb aan de rechtbank te kennen gegeven het bestreden besluit 2 te handhaven.
18 mei 2009 is vastgesteld dat appellant aanvankelijk geregeld werd gecontroleerd door de cardioloog, maar op dat moment nog eens in het half jaar. Uit de brief van 7 juli 2011 van de behandelend cardioloog blijkt dat appellant zich eerst in maart 2011 bij hem heeft gemeld in verband met toegenomen klachten en vervolgens met succes met medicijnen behandeld is. Terecht heeft de bezwaarverzekeringsarts Boel kunnen oordelen dat kennelijk in 2009 geen sprake is geweest van aanzienlijke cardiale klachten. De door appellant overgelegde brief van Instituut Psychosofia bevat evenmin medisch objectieve feiten die tot de conclusie moeten leiden dat sprake is van meer beperkingen. Bij de beoordeling van de psychische klachten van appellant is rekening gehouden met het psychologisch onderzoek dat in juli 2009 heeft plaatsgevonden. Er is geen twijfel gezaaid over de wijze waarop de vaststelling van de beperkingen heeft plaatsgevonden.
BESLISSING
E.W. Akkerman als leden, in tegenwoordigheid van S. Aaliouli als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2014.