ECLI:NL:CRVB:2014:2311
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege een schending van de inlichtingenverplichting door de appellant. De appellant ontving vanaf 18 november 2008 bijstand, maar na huisbezoeken door gemeenteambtenaren op 27 juni en 9 juli 2012, waarbij werd vastgesteld dat er meerdere personen op het uitkeringsadres stonden ingeschreven, heeft het college van burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage de bijstand opgeschort. Appellant heeft niet gereageerd op verzoeken om aanvullende informatie, wat leidde tot de intrekking van de bijstand per 27 juni 2012 en de terugvordering van eerder verstrekte bijstand.
De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellant tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard. Appellant ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het college terecht had vastgesteld dat appellant zijn inlichtingenverplichting niet was nagekomen, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De Raad benadrukte dat de bevindingen van de huisbezoeken voldoende grondslag boden voor het standpunt van het college.
De Raad concludeerde dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en dat de uitoefening van die bevoegdheid niet bestreden was. De terugvordering van de bijstand werd eveneens bevestigd, aangezien er geen zelfstandige gronden tegen de terugvordering waren aangevoerd. De uitspraak werd openbaar gedaan op 8 juli 2014.