ECLI:NL:CRVB:2014:2331

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 juli 2014
Publicatiedatum
9 juli 2014
Zaaknummer
12-6239 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering heropening van een uitkering op grond van de WAO wegens gebrek aan nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die in Marokko woont, had een verzoek ingediend om zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) te heropenen. De appellant was voor het laatst werkzaam als classificeerder en had zich in 1986 ziek gemeld vanwege chronische maagklachten. Hij ontving vanaf 1987 een uitkering, maar deze werd in 1996 ingetrokken omdat hij minder dan 15% arbeidsongeschikt was. In 1996 werd een verzoek om heropening van de uitkering afgewezen, en dit besluit werd later door de rechtbank bevestigd.

De appellant heeft in 2011 opnieuw verzocht om heropening van de uitkering, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde dit verzoek, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een heropening rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond. In hoger beroep voerde de appellant aan dat hij volledig arbeidsongeschikt was en niet kon werken.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de appellant niet voldoende nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden had aangedragen die de eerdere besluiten konden ondermijnen. De ingediende medische verklaringen waren niet relevant voor de datum van intrekking van de uitkering in 1996. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv de verzoeken van de appellant terecht had afgewezen. De uitspraak werd gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van griffier D. Heeremans, en werd openbaar uitgesproken op 9 juli 2014.

Uitspraak

12/6239 WAO
Datum uitspraak: 9 juli 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
18 oktober 2012, 12/1439 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2014. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich met kennisgeving niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant was voor het laatst werkzaam als classificeerder. Op 13 juni 1986 heeft appellant zich ziek gemeld in verband met chronische maagklachten. In verband hiermee is aan appellant met ingang van 15 juni 1987 een arbeidsongeschiktheidsuitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15-25%. Bij besluit van 29 december 1995 is de arbeidsongeschiktheidsuitkering met ingang van 1 februari 1996 ingetrokken, omdat appellant per die datum minder dan 15% arbeidsongeschikt was. Bij besluit van 17 juli 1996 is het verzoek van appellant om heropening van een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) geweigerd, omdat per 1 februari 1996 geen sprake was van toegenomen arbeidsongeschikt. Beide besluiten zijn rechtens onaantastbaar geworden.
1.2. Appellant heeft het Uwv meerdere malen verzocht om de WAO-uitkering te heropenen omdat zijn gezondheid is verslechterd. De laatste verzoeken, van maart en april 2011, heeft het Uwv opgevat als een verzoek om terug te komen van het besluit van 17 juli 1996.
1.3. Bij besluit van 24 juni 2011 heeft het Uwv geweigerd terug te komen van het besluit van 17 juli 1996, omdat er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden.
1.4. Bij het bestreden besluit van 15 februari 2012 is het bezwaar tegen het besluit van 24 juni 2011 ongegrond verklaard. In navolging van de bezwaarverzekeringsarts is overwogen dat geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden die ertoe nopen terug te komen van het besluit van 17 juli 1996, omdat de door appellant ingezonden verklaringen geen wezenlijke andere informatie bevatten dan de verklaringen uit 1996.
2.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij volledig arbeidsongeschikt is en niet kan werken.
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
De verzoeken van appellant van maart en april 2011 strekken ertoe dat het Uwv terugkomt van zijn besluit van 17 juli 1996.
4.3.
Volgens vaste rechtspraak (bijvoorbeeld CRvB 21 oktober 2003, ECLI:NL:CRVB:2003:AM3202) is op zo’n verzoek artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing. Dit betekent dat de aanvrager nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden naar voren moet brengen. Wanneer de aanvrager dat niet doet, kan een bestuursorgaan het verzoek afwijzen met verwijzing naar zijn eerdere besluit. Ook als zonder meer duidelijk is dat wat bij het verzoek is aangevoerd niet van belang kan zijn voor het eerdere besluit, mag een bestuursorgaan het verzoek op deze manier afwijzen. Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd.
4.4.
Ter ondersteuning van zijn verzoeken van maart en april 2011 heeft appellant aangevoerd dat hij arbeidsongeschikt is en niet kan werken. Appellant heeft zijn standpunt onderbouwd met verklaringen van een echoscopist van 13 januari 2012, een maag-darmspecialist van
16 januari 2012 en een psychiater van diezelfde datum.
4.5.
Met de rechtbank wordt overwogen dat dit geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn, aangezien de ingebrachte informatie geen medische feiten bevat die zien op de datum van intrekking van de uitkering per 1 februari 1996. Evenmin bevat de door appellant ingezonden informatie wezenlijke andere gegevens dan die uit 1995 en 1996.
4.6.
Het Uwv mocht de verzoeken van appellant van maart en april 2011 dan ook afwijzen met verwijzing naar zijn besluit van 17 juli 1996. In wat appellant heeft aangevoerd zijn geen bijzondere omstandigheden gelegen die het Uwv in het onderhavige geval aanleiding hadden moeten geven tot een andere beslissing te komen. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit terecht ongegrond verklaard.
4.7.
Uit hetgeen hiervoor onder 4.1 tot en met 4.6 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van D. Heeremans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2014.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) D. Heeremans
IvZ