ECLI:NL:CRVB:2014:2455
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag wegens onvoldoende en onjuiste informatie over kasstortingen en zelfstandige activiteiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had een aanvraag ingediend na zijn verhuizing naar een andere gemeente. De aanvraag werd afgewezen omdat de appellant onvoldoende en onjuiste informatie had verstrekt over zijn financiële situatie, met name over kasstortingen en zijn activiteiten als autohandelaar.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet in staat was om de herkomst van de kasstortingen op zijn bankrekening te verifiëren. Ondanks herhaalde verzoeken om bewijsstukken, bleef de informatie die de appellant verstrekte onduidelijk en niet controleerbaar. De Raad heeft ook gekeken naar de zelfstandige activiteiten van de appellant, die in het verleden als autohandelaar had gewerkt. De Raad concludeerde dat de appellant onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat hij geen zelfstandige activiteiten had ontplooid na de uitschrijving van zijn bedrijf uit het handelsregister.
De rechtbank had eerder het bezwaar van de appellant tegen de afwijzing van zijn bijstandsaanvraag ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de appellant tekort was geschoten in zijn verplichting om juiste en volledige informatie te verstrekken. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of de appellant in de periode van de aanvraag in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. De Raad besloot dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag terecht was en dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde.