ECLI:NL:CRVB:2014:25
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- J.J.A. Kooijman
- F. Hoogendijk
- Rechtspraak.nl
Weigering inkomensvoorziening op basis van onvoldoende bewijs van hoofdverblijf
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. Appellante had een aanvraag ingediend voor een werkleeraanbod in het kader van de Wet investeren in jongeren (WIJ) en verzocht om een inkomensvoorziening. Het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage weigerde deze inkomensvoorziening, omdat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij haar hoofdverblijf op het opgegeven adres had. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen deze weigering ongegrond.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante, geboren in 1990, op 21 september 2010 een aanvraag indiende voor een werkleeraanbod. Na een huisbezoek op 1 november 2010 concludeerde het college dat appellante niet voldoende bewijs had geleverd van haar hoofdverblijf op het opgegeven adres. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de verklaring van appellante dat zij vanwege huiselijk geweld was gevlucht en weinig persoonlijke spullen had kunnen meenemen.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had overwogen dat appellante niet voldeed aan haar inlichtingenverplichting. De Raad bevestigde dat de beoordeling van de woonplaats op basis van concrete feiten en omstandigheden dient te gebeuren. De Raad kwam tot de conclusie dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank moest worden bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.