ECLI:NL:CRVB:2014:2650
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- Y.J. Klik
- P.W. van Straalen
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting door appellante met inkomsten uit onderneming
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 24 maart 2004 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 20 juni 2013 een eerder besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had bekrachtigd. Het college had vastgesteld dat appellante sinds 1 juni 2009 inkomsten uit een onderneming had, maar deze niet had gemeld, wat leidde tot de conclusie dat zij de inlichtingenverplichting had geschonden.
De Raad stelt vast dat appellante niet alle gevraagde gegevens heeft overgelegd, ondanks herhaalde verzoeken van het college. Dit leidde tot de herziening van haar bijstandsverlening over de periode van 1 juni 2009 tot en met 31 december 2011, en de terugvordering van een bedrag van € 44.534,60. Appellante betwist de schending van de inlichtingenverplichting en stelt dat zij op advies van haar klantmanager de bijstand had moeten continueren. De Raad oordeelt echter dat appellante onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stellingen en dat het college terecht heeft gehandeld.
De Raad benadrukt dat de inschrijving bij de Kamer van Koophandel (KvK) een indicatie is dat de betrokkene het oogmerk heeft om als zelfstandige inkomsten te verwerven. Appellante heeft nagelaten om relevante informatie over haar onderneming te verstrekken, wat het college in staat stelde om haar recht op bijstand niet vast te stellen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.