ECLI:NL:CRVB:2014:2699
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C. van Viegen
- J.F. Bandringa
- P.W. van Straalen
- Rechtspraak.nl
Intrekking bijstandsuitkering en terugvordering kosten bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. De zaak betreft de intrekking van de bijstandsuitkering van appellante, die vanaf 22 maart 2010 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een fraudemelding heeft de gemeente Nijmegen een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante haar hoofdverblijf niet had op het uitkeringsadres, wat resulteerde in een besluit tot intrekking van de bijstand en terugvordering van gemaakte kosten over een periode van meer dan twee jaar.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, maar appellante ging in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het besluit tot intrekking van de bijstand over de periode van 22 maart 2010 tot 13 maart 2012 op onvoldoende feitelijke grondslag berustte. De Raad oordeelde dat het college niet aannemelijk had gemaakt dat appellante niet op het uitkeringsadres woonde, en dat de verklaringen van buurtbewoners niet voldoende waren om het standpunt van het college te onderbouwen. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellante gegrond.
De Raad heeft het college veroordeeld in de kosten van appellante en het college moet het betaalde griffierecht vergoeden. De intrekking van de bijstand met ingang van 13 maart 2012 blijft echter wel standhouden. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige onderbouwing van besluiten tot intrekking van bijstand en de verplichting van het college om de nodige feiten te verzamelen.