ECLI:NL:CRVB:2014:2949
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar tegen besluiten inzake bijstandsherziening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van appellante tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, die betrekking hebben op de herziening van bijstandsuitkeringen. Appellante ontving tot 30 mei 2011 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college heeft in juni en oktober 2011 besluiten genomen om de bijstand van appellante te herzien en heeft bedragen teruggevorderd. Appellante heeft bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard door de rechtbank, omdat de termijn voor het indienen van het bezwaar was overschreden.
De Raad heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van bezwaar is aangevangen op 16 mei 2012, na de verzending van de besluiten aan de bewindvoerder van appellante. Appellante heeft aangevoerd dat de besluiten niet op de juiste wijze bekend zijn gemaakt, maar de Raad oordeelt dat de verzending aan de bewindvoerder voldoende was. De Raad verwijst naar relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en eerdere rechtspraak, waarin is bepaald dat de nalatigheid van de bewindvoerder voor rekening van de betrokkene komt. De Raad concludeert dat er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding en bevestigt de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.