ECLI:NL:CRVB:2014:318
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.P.J. Goorden
- J.S. van der Kolk
- R.P.T. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid van functies na medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die sinds 1994 een uitkering ontvangt vanwege longklachten. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die het bestreden besluit van het Uwv had vernietigd maar de rechtsgevolgen in stand had gelaten. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was, maar dat de medische beoordeling van de bezwaarverzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige voldoende draagkrachtig was. Appellant betwistte de geschiktheid van de functies die hem waren aangeboden, en voerde aan dat zijn Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) niet adequaat was opgesteld.
De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de rapporten van de bezwaarverzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige de gebreken in het bestreden besluit hebben geheeld. De Raad concludeert dat er geen reden is om een urenbeperking op te nemen in de FML, aangezien er geen bewijs is van een energetische beperking of een noodzakelijke behandeling die de aanwezigheid op de werkplek zou belemmeren. De geschiktheid van de functies is voldoende gemotiveerd, en het rapport van de door appellant ingeschakelde medisch adviseur kan niet tot een ander oordeel leiden. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de noodzaak voor een adequate motivering van besluiten door het Uwv. De Raad bevestigt dat de herziening van de WAO-uitkering van appellant naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35% op goede gronden is gedaan, en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.