ECLI:NL:CRVB:2014:3335

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 oktober 2014
Publicatiedatum
15 oktober 2014
Zaaknummer
13-870 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering en weigering WIA-uitkering na psychisch onderzoek

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank ’s-Hertogenbosch. De appellant, die tot en met 1 augustus 2008 als machine operator werkte, meldde zich op 29 maart 2010 ziek vanwege psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde zijn Ziektewet (ZW) uitkering per 9 februari 2012, omdat hij weer geschikt werd geacht voor zijn werk. De appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond. Tevens werd zijn aanvraag voor een WIA-uitkering afgewezen, omdat hij voor het einde van de wachttijd van 104 weken hersteld was verklaard.

De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door psychiater P.J.H. Notten zorgvuldig was uitgevoerd en dat zijn conclusies over de psychische toestand van de appellant, die geen ernstige depressie of schizofrenie vertoonde, voldoende gemotiveerd waren. De rechtbank verwierp de argumenten van de appellant en oordeelde dat het Uwv terecht had besloten dat er geen recht op een ZW-uitkering meer was. In hoger beroep herhaalde de appellant zijn gronden en voegde hij nieuwe klachten toe, maar de Raad oordeelde dat de eerdere uitspraken van de rechtbank juist waren en dat de appellant niet had aangetoond dat hij gedurende de wachttijd ongeschikt was voor zijn werk.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraken van de rechtbank en wees het verzoek om vergoeding van wettelijke rente af. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de noodzaak voor appellanten om hun claims goed te onderbouwen.

Uitspraak

13/870 ZW, 13/871 WIA
Datum uitspraak: 15 oktober 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 27 december 2012, 12/2475 (aangevallen uitspraak 1) en 12/2478 (aangevallen uitspraak 2)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J. van de Wiel, advocaat, de hoger beroepen ingesteld.
Het Uwv heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft gevoegd plaatsgevonden op 3 september 2014. Appellant is, met bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. R.E.J.P.M. Rutten.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant heeft tot en met 1 augustus 2008 als machine operator gewerkt, waarna hij werkloos is geworden. Vanuit de situatie dat hij een uitkering ontving op grond van de Werkloosheidswet heeft appellant zich met ingang van 29 maart 2010 vanwege psychische klachten ziek gemeld.
1.2. Bij besluit van 8 februari 2012 heeft het Uwv de aan appellant verstrekte uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) per 9 februari 2012 beëindigd op de grond dat appellant weer geschikt is om zijn werk te doen. Bij besluit van 5 juli 2012 (bestreden besluit 1) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 8 februari 2012 ongegrond verklaard.
1.3. Bij besluit van 13 februari 2012 heeft het Uwv de aanvraag van appellant om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen omdat appellant voor het einde van de wachttijd van 104 weken, namelijk per
9 februari 2012, hersteld is verklaard. Bij besluit van 5 juli 2012 (bestreden besluit 2) is het bezwaar van appellant tegen het besluit van 13 februari 2012 ongegrond verklaard.
2.1. Bij aangevallen uitspraak 2 heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen bestreden besluit 1 ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de door het Uwv ingeschakelde psychiater P.J.H. Notten appellant drie keer heeft onderzocht en in zijn rapport van 18 januari 2012 heeft geconcludeerd dat geen sprake is van een depressie of schizofrenie. De onderzoeken en het telefonisch overleg dat Notten met de verzekeringsarts heeft gevoerd geven volgens de rechtbank geen blijk van vooringenomenheid ten aanzien van de medische situatie van appellant en de conclusies van Notten zijn volgens de rechtbank voldoende gemotiveerd en consistent. De informatie van basisarts Sakarya, psychiater Leeflang en huisarts Meekes vormen onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de conclusies van Notten. De in die informatie gestelde schizofrenie is niet onderbouwd evenmin als de opvatting van de huisarts, dat appellant niet kan werken. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv op basis van de informatie van de verzekeringsartsen en psychiater Notten deugdelijk en inzichtelijk heeft gemotiveerd dat bij appellant per 9 februari 2012 geen sprake is van een ziekte of gebrek en dat hij daarom geen recht meer heeft op een ZW-uitkering.
2.2. Bij aangevallen uitspraak 1 heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen bestreden besluit 2 ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank de opvatting van appellant dat hij met ingang van 9 februari 2012 niet weer arbeidsgeschikt was, met verwijzing naar aangevallen uitspraak 2, verworpen en overwogen dat in dat oordeel besloten ligt dat appellant vanaf 29 maart 2010 niet gedurende 104 weken ongeschikt is geweest voor zijn eigen werk en dat hij aldus de wachttijd van 104 weken niet heeft doorlopen.
3.1. In het hoger beroep tegen aangevallen uitspraak 2 heeft appellant in essentie zijn gronden in beroep herhaald. Verder heeft appellant betoogd dat de rechtbank ten onrechte de bij appellant bestaande slaap- en hoofdpijnklachten niet in de beoordeling heeft betrokken.
3.2. In het hoger beroep tegen aangevallen uitspraak 1 heeft appellant zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderkend dat het Uwv wel degelijk een
ZW-uitkering had dienen te verstrekken gedurende 104 weken en dus inhoudelijk over het recht op een WIA-uitkering had moeten beslissen. Verzocht is om vergoeding van wettelijke rente.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1. Aangevallen uitspraak 2 (ZW) wordt onderschreven, evenals de overwegingen die tot de uitspraak hebben geleid. Er is sprake geweest van een voldoende zorgvuldig onderzoek voorafgaand aan bestreden besluit 1. De uiteindelijke conclusie met betrekking tot de psychische problematiek van appellant dat geen sprake is van een ernstig depressief toestandsbeeld of symptomen van schizofrenie, is uitvoerig en consistent door psychiater Notten gemotiveerd en nogmaals en afdoende door hem bij brief van 2 juli 2012 toegelicht. Anders dan appellant stelt, wordt uit de brief van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van
1 mei 2012 aan Notten afgeleid dat de van Sakarya, Leeflang en Meekes ontvangen informatie wel degelijk aan Notten is voorgelegd.
4.1.2. Het is juist dat de rechtbank geen uitdrukkelijke aandacht heeft geschonken aan de hoofdpijnklachten en slaapproblemen. Bij de besluitvorming door het Uwv zijn deze klachten echter niet veronachtzaamd. In zijn rapport van 8 februari 2012, opgemaakt na het expertiseverslag van de observatie-opname van appellant, waarbij appellant op het spreekuur is gezien, heeft de verzekeringsarts expliciet melding gemaakt van het werk in ploegendienst en de slaapproblematiek van appellant, terwijl ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapporten van 6 november 2012 en 6 mei 2013 afdoende aanvullend heeft toegelicht waarom de hoofdpijnklachten en slaapproblemen niet aan de geschiktheid van appellant voor zijn arbeid in de weg staan.
4.1.3. Het hoger beroep tegen aangevallen uitspraak 2 slaagt niet.
4.2.1. Aangevallen uitspraak 1 (WIA) wordt eveneens onderschreven. Gelet op het oordeel over aangevallen uitspraak 2 staat vast dat appellant per 9 februari 2012 terecht hersteld is verklaard. In samenhang bezien met de eerst op 4 juni 2012 gedane - en door het Uwv aanvaarde - ziekmelding moet worden geoordeeld dat met juistheid is vastgesteld dat de wachttijd niet is vervuld.
4.2.2. Het hoger beroep tegen aangevallen uitspraak 1 slaagt niet.
4.3.
Nu de hoger beroepen niet slagen is er geen plaats voor vergoeding van wettelijke rente. Dat verzoek wordt afgewezen.
5.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraken;
- wijst het verzoek tot vergoeding van wettelijke rente af.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe als voorzitter en J.S. van der Kolk en
E.W. Akkerman als leden, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2014.
(getekend) M. Greebe
(getekend) H.J. Dekker

HD