In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank ’s-Hertogenbosch. De appellant, die tot en met 1 augustus 2008 als machine operator werkte, meldde zich op 29 maart 2010 ziek vanwege psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde zijn Ziektewet (ZW) uitkering per 9 februari 2012, omdat hij weer geschikt werd geacht voor zijn werk. De appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond. Tevens werd zijn aanvraag voor een WIA-uitkering afgewezen, omdat hij voor het einde van de wachttijd van 104 weken hersteld was verklaard.
De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door psychiater P.J.H. Notten zorgvuldig was uitgevoerd en dat zijn conclusies over de psychische toestand van de appellant, die geen ernstige depressie of schizofrenie vertoonde, voldoende gemotiveerd waren. De rechtbank verwierp de argumenten van de appellant en oordeelde dat het Uwv terecht had besloten dat er geen recht op een ZW-uitkering meer was. In hoger beroep herhaalde de appellant zijn gronden en voegde hij nieuwe klachten toe, maar de Raad oordeelde dat de eerdere uitspraken van de rechtbank juist waren en dat de appellant niet had aangetoond dat hij gedurende de wachttijd ongeschikt was voor zijn werk.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraken van de rechtbank en wees het verzoek om vergoeding van wettelijke rente af. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de noodzaak voor appellanten om hun claims goed te onderbouwen.