ECLI:NL:CRVB:2014:334
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand aan appellante, die gedurende de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 juli 2011 geen woonplaats had in de gemeente ’s-Gravenhage. Appellante ontving sinds 16 november 2007 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Na een melding over mogelijke samenwoning heeft de gemeente een onderzoek ingesteld, waaruit bleek dat appellante niet in ’s-Gravenhage woonde, maar in Alkmaar. Op basis van dit onderzoek heeft het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage de bijstand van appellante herzien en de kosten van de verleende bijstand teruggevorderd, omdat zij haar inlichtingenverplichting had geschonden.
De rechtbank heeft de beroepen van appellante tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard. Appellante ging in hoger beroep en betwistte de geldigheid van haar verklaring die zij tijdens het verhoor had afgelegd. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de onderzoeksbevindingen voldoende grondslag bieden voor de conclusie dat appellante geen recht had op bijstand gedurende de genoemde periode. De Raad bevestigt dat de verklaring van appellante, afgelegd onder druk, niet kan worden herroepen zonder voldoende onderbouwing.
De Raad concludeert dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en de kosten terug te vorderen, en dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de maatregel onterecht was. De hoger beroepen van appellante worden afgewezen, en de aangevallen uitspraken worden bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.