ECLI:NL:CRVB:2014:3438

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 oktober 2014
Publicatiedatum
22 oktober 2014
Zaaknummer
13-442 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van eerdere uitspraken inzake huishoudelijke hulp

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 oktober 2014 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van eerdere uitspraken met betrekking tot de toekenning van huishoudelijke hulp aan verzoekster. Het verzoek om herziening was ingediend door H.J. [V.] namens verzoekster, die van mening was dat zij meer huishoudelijke hulp nodig had dan haar eerder was toegekend. De Raad had eerder op 28 september 2011 en 12 december 2012 uitspraken gedaan die de basis vormden voor het herzieningsverzoek.

De Raad overweegt dat volgens artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak herzien kan worden op basis van feiten en omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, maar die niet bekend waren bij de indiener van het verzoek. Verzoekster heeft aangevoerd dat de verslechtering van de gezondheid van haar man en zijn vroegpensioen aanleiding geven voor herziening, maar de Raad oordeelt dat deze omstandigheden niet als nieuw kunnen worden aangemerkt. De Raad benadrukt dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over eerder genomen beslissingen.

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een andere uitspraak zouden rechtvaardigen. De Raad concludeert dat verzoekster niet in haar verzoek kan worden ontvangen en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door M.F. Wagner, in tegenwoordigheid van griffier V. van Rij, en is openbaar uitgesproken op 22 oktober 2014.

Uitspraak

13/442 WMO
Datum uitspraak: 22 oktober 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 12 december 2012, 11/6439
Partijen:
[Verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
het college van burgemeester en wethouders van Neder-Betuwe (college)
PROCESVERLOOP
Bij uitspraak van 28 september 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BT7233, heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 2 december 2010, 10/445 bevestigd (uitspraak 1).
Bij uitspraak van 12 december 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY6069, heeft de Raad het verzoek om herziening van uitspraak 1 afgewezen (uitspraak 2).
Namens verzoekster heeft H.J. [V.] gevraagd om herziening van uitspraak 2.
Het college heeft een reactie op het tweede herzieningsverzoek ingediend.
Verzoekster heeft hierop een nadere reactie gegeven.
Het verzoek is behandeld ter zitting van de Raad van 20 augustus 2014. Verzoekster is, met bericht, niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door M.E. Roomer.

OVERWEGINGEN

1.1.
De Raad leest het verzoek om herziening van uitspraak 2 aldus dat het beoogt een herziening van uitspraak 1 te bewerkstelligen.
1.2.
Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet, zoals dit luidde ten tijde van belang, kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.1.
Verzoekster heeft aan het verzoek om herziening in essentie ten grondslag gelegd dat zij het niet eens is met uitspraak 1 omdat zij, naar de Raad begrijpt, meer huishoudelijke hulp nodig heeft dan aan haar is toegekend. Vanwege zijn gezondheidsklachten kan haar man het huishouden niet doen.
2.2.
In wat verzoekster heeft aangevoerd heeft de Raad geen feiten of omstandigheden aangetroffen als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb. De actuele verslechtering van de gezondheid van de man en zijn vroegpensioen met ingang van 1 augustus 2013 kunnen immers niet als zodanig worden aangemerkt. Voor zover verzoekster heeft beoogd op basis van al bekende gegevens een hernieuwde discussie te voeren herhaalt de Raad dat, zoals overwogen in uitspraak 1, het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om een hernieuwde discussie te openen over de betrokken uitspraak.
2.3.
Voor het geval dat verzoekster heeft beoogd herziening te vragen van uitspraak 2 merkt de Raad onder verwijzing naar zijn uitspraak van 18 mei 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AX6446, op dat een verzoek om herziening van een al eerder met toepassing van artikel 8:88 van de Awb gewezen uitspraak als zinloos en dus als in het systeem van de Awb niet passend wordt beschouwd. Van een oorspronkelijke uitspraak kan immers steeds herziening worden gevraagd als de in dat artikel genoemde omstandigheden zich voordoen.
3. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door M.F. Wagner, in tegenwoordigheid van V. van Rij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2014.
(getekend) M.F. Wagner
(getekend) V. van Rij

HD