ECLI:NL:CRVB:2014:3541
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J.P.M. Zeijen
- R.E. Bakker
- Rechtspraak.nl
Recht op loongerelateerde WGA-uitkering en geschiktheid van geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om het recht op een loongerelateerde WGA-uitkering voor appellant, die een mate van arbeidsongeschiktheid van 37% heeft. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 21 augustus 2012. De rechtbank had het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de Centrale Raad oordeelt dat de rechtbank op juiste wijze heeft geoordeeld over de medische gegevens en de geschiktheid van de geselecteerde functies.
Appellant had in 2011 een aanvraag ingediend voor een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv had vastgesteld dat appellant recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering, maar appellant was het niet eens met de mate van arbeidsongeschiktheid en de geschiktheid van de aan hem voorgestelde functies. Tijdens de zitting op 19 september 2014 heeft appellant zijn standpunten toegelicht, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door een gemachtigde.
De Centrale Raad concludeert dat appellant geen objectieve medische gegevens heeft overgelegd die twijfels doen rijzen aan de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad bevestigt dat de geselecteerde functies, waaronder magazijnmedewerker en snackbereider, geschikt zijn voor appellant. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven, en het hoger beroep van appellant wordt afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 31 oktober 2014.