ECLI:NL:CRVB:2014:3541

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 oktober 2014
Publicatiedatum
31 oktober 2014
Zaaknummer
12 -5427 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op loongerelateerde WGA-uitkering en geschiktheid van geselecteerde functies

In deze zaak gaat het om het recht op een loongerelateerde WGA-uitkering voor appellant, die een mate van arbeidsongeschiktheid van 37% heeft. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 21 augustus 2012. De rechtbank had het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de Centrale Raad oordeelt dat de rechtbank op juiste wijze heeft geoordeeld over de medische gegevens en de geschiktheid van de geselecteerde functies.

Appellant had in 2011 een aanvraag ingediend voor een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv had vastgesteld dat appellant recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering, maar appellant was het niet eens met de mate van arbeidsongeschiktheid en de geschiktheid van de aan hem voorgestelde functies. Tijdens de zitting op 19 september 2014 heeft appellant zijn standpunten toegelicht, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door een gemachtigde.

De Centrale Raad concludeert dat appellant geen objectieve medische gegevens heeft overgelegd die twijfels doen rijzen aan de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad bevestigt dat de geselecteerde functies, waaronder magazijnmedewerker en snackbereider, geschikt zijn voor appellant. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven, en het hoger beroep van appellant wordt afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 31 oktober 2014.

Uitspraak

12/5427 WIA
Datum uitspraak: 31 oktober 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van
21 augustus 2012, 12/2486 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J. Ossewaarde, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 september 2014. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Ossewaarde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.W.L. Clemens.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor een uitvoerige weergave van de voor dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, in verband met de aanvraag op 23 juni 2011 van appellant om een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak.
1.2.
Bij besluit van 16 augustus 2011 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellant met ingang van 25 september 2011 recht is ontstaan op een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA. De mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 37%.
1.3.
Bij beslissing op bezwaar van 20 januari 2012 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 16 augustus 2011, onder verwijzing naar de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 27 december 2011 en van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 19 januari 2012, ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, bepaald dat de rechtsgevolgen in stand blijven en beslissingen gegeven over de vergoeding van proceskosten en het betaalde griffierecht. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat de aanwezige medische informatie geen aanknopingspunten biedt voor twijfel aan de juistheid van de door het Uwv vastgestelde belastbaarheid van appellant. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat het Uwv de geselecteerde functies van magazijn, expeditiemedewerker (sbc-code 111220), snackbereider (handmatig) (sbc-code 111071) en textielproductenmaker (geen machines bedienen)
(sbc-code 111160) op goede gronden aan de schatting ten grondslag heeft gelegd. Omdat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het Uwv eerst in beroep alle signaleringen en verborgen beperkingen heeft toegelicht heeft, de rechtbank besloten tot vernietiging van het bestreden besluit, onder de bepaling dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand konden blijven.
3. Appellant kan zich met deze uitspraak niet verenigen voor zover daarbij de rechtsgevolgen in stand zijn gelaten. Hij is van mening dat hij vanwege aanhoudende pijnklachten en
slaapproblematiek meer beperkt is dan door het Uwv is aangenomen. Tevens acht hij een urenbeperking gerechtvaardigd. Vanwege zijn beperkingen kan hij de aan de schatting ten grondslag gelegde functies niet vervullen.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
In hoger beroep heeft appellant de in eerdere fasen van de procedure naar voren gebrachte gronden en argumenten in essentie herhaald. De rechtbank heeft de gronden van beroep op juiste wijze besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom die gronden niet slagen. Appellant heeft ook in hoger beroep geen objectieve medische gegevens overgelegd die twijfel doen rijzen aan de juistheid van de bij de Functionele Mogelijkhedenlijst van
19 juli 2011 vastgestelde functionele mogelijkheden. Ten aanzien van de gestelde urenbeperking heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van
27 december 2011 vermeld dat hiervoor geen onderbouwing is te geven, mits in voldoende mate rekening gehouden wordt met de beschreven beperkingen. Appellant wijst weliswaar op een slechte nachtrust als gevolg van zijn klachten, maar er is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen medische noodzaak tot rusten gedurende de dag aanwezig. Met de beschreven beperkingen wordt ook een minder grote energetische belasting van appellant gevergd, wat in voldoende mate tegemoet komt aan de energetische gevolgen van de gestelde problematiek.
4.2.
Uitgaande van de juistheid van de met betrekking tot appellant vastgestelde medische beperkingen, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de voor appellant geselecteerde functies voor hem geschikt zijn.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en J.P.M. Zeijen en R.E. Bakker als leden, in tegenwoordigheid van M. Crum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2014.
(getekend) J.W. Schuttel
(getekend) M. Crum

JS