ECLI:NL:CRVB:2014:3639
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van AWBZ-zorg op basis van psychiatrisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die zorg aanvroeg op basis van de AWBZ, had in eerdere procedures te maken gehad met een gebrek aan medisch onderzoek naar zijn psychische toestand. De Raad had eerder tussenuitspaken gedaan waarin het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) was opgedragen om nader onderzoek te laten verrichten naar de beperkingen van de appellant. Dit was noodzakelijk om te bepalen of er sprake was van een psychiatrische aandoening die AWBZ-zorg rechtvaardigde.
In de laatste uitspraak heeft de Raad het rapport van psychiater W.M.J. Hassing beoordeeld, dat concludeerde dat er bij de appellant geen psychiatrische diagnose kon worden gesteld. Dit rapport stelde vast dat er geen beperkingen waren ten gevolge van een psychiatrische ziekte die het inzetten van AWBZ-zorg rechtvaardigde. De Raad oordeelde dat het gebrek was hersteld en dat de eerdere besluiten van CIZ, die de zorgaanvraag van de appellant hadden afgewezen, vernietigd moesten worden. De Raad heeft echter bepaald dat de rechtsgevolgen van het besluit van 29 januari 2013 in stand blijven, ondanks de vernietiging van de eerdere besluiten.
De Raad heeft het verzoek van de appellant om schadevergoeding afgewezen, omdat dit verzoek niet was onderbouwd. Ook is er geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat er geen kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met R.M. van Male als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 5 november 2014.