ECLI:NL:CRVB:2014:3663
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering IVA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en herstelkansen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 november 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn IVA-uitkering te weigeren. Appellant, die zich volledig en duurzaam arbeidsongeschikt achtte, had eerder een WGA-uitkering ontvangen, maar het Uwv herzag deze naar een WGA-loonaanvullingsuitkering. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had het beroep van appellant tegen deze herziening ongegrond verklaard, waarop appellant in hoger beroep ging.
De Raad overwoog dat de verzekeringsarts bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid rekening moet houden met de herstelkansen van appellant. De Raad concludeerde dat er bij appellant mogelijkheden tot verbetering van zijn klachten zijn, en dat hij niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet WIA. De Raad verwees naar eerdere uitspraken waarin werd benadrukt dat het aan de verzekerde is om zijn standpunt met medische informatie te onderbouwen. Appellant had in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten naar voren gebracht die de eerdere oordelen konden weerleggen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de inschatting van de herstelkansen door het Uwv voldoende onderbouwd was. De Raad achtte het benoemen van een medische deskundige niet nodig, aangezien de ingediende informatie niet relevant was voor de datum in geding. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, met de griffier aanwezig, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.