ECLI:NL:CRVB:2014:3732
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.H. Bel
- G. van Zeben - de Vries
- W.E. Doolaard
- W. de Braal
- Rechtspraak.nl
Buitenlandbijdrage en zorgverzekering voor in het buitenland woonachtige pensioengerechtigden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in België, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Zorginstituut Nederland, dat de definitieve jaarafrekening van de buitenlandbijdrage over 2008 had vastgesteld op € 3.557,59. De appellant ontving verschillende pensioenen, waaronder een Belgisch pensioen, en was van mening dat hij niet verplicht was deze buitenlandbijdrage te betalen.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant als verdragsgerechtigde werd aangemerkt op basis van de Zorgverzekeringswet en dat hij recht had op zorg in zijn woonland ten laste van Nederland. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarin werd geoordeeld dat de appellant de buitenlandbijdrage niet had afgedragen aan zijn verzekeringsmaatschappij. De rechtbank had ook geoordeeld dat er geen sprake was van verjaring of verval van de termijn voor het betalen van de buitenlandbijdrage.
In zijn beoordeling heeft de Raad verwezen naar eerdere uitspraken die relevant waren voor de zaak, en benadrukt dat de verplichting tot het betalen van de buitenlandbijdrage niet kon worden opgeheven door het betalen van een premie aan een particuliere verzekeraar. De Raad concludeerde dat de gronden van het hoger beroep gelijkluidend waren aan eerdere gronden en dat het hoger beroep niet slaagde. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.