In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de besluiten van het CIZ met betrekking tot haar indicatie voor AWBZ-zorg. Appellante was eerder geïndiceerd voor een zorgzwaartepakket GGZ05, maar na een signaal van fraude door haar psychiater heeft het CIZ een (her)indicatieonderzoek uitgevoerd. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de adviezen van de medisch adviseurs van het CIZ niet onzorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat appellante niet in haar belangen is geschaad door het niet horen van de informatie die door de medisch adviseur bij haar behandelaar is ingewonnen. De Raad bevestigt dat de Zorgverzekeringswet (Zvw) voorligt op de AWBZ-zorg en dat appellante met de indicatie voor BG-i klasse 2 voor de periode van 27 mei 2011 tot 26 oktober 2011 niet tekort is gedaan. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak 1 en het bestreden besluit 1, maar laat de rechtsgevolgen daarvan in stand. De aangevallen uitspraak 2 wordt bevestigd. De Raad veroordeelt CIZ in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 487,- en bepaalt dat CIZ het griffierecht van € 118,- vergoedt.