ECLI:NL:CRVB:2014:3984
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-overlijdensuitkering op basis van duurzaam gescheiden leven
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante had een overlijdensuitkering aangevraagd op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) na het overlijden van haar echtgenoot, G.V. [naam], op 27 september 2011. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had deze aanvraag afgewezen, omdat appellante en haar echtgenoot duurzaam gescheiden leefden. Appellante was op 13 september 2011 met haar echtgenoot gehuwd, maar had verklaard dat zij nooit samen met hem had samengeleefd, omdat dit gevolgen zou hebben voor haar bijstandsuitkering. De rechtbank had het beroep van appellante tegen de afwijzing van het Uwv ongegrond verklaard.
In hoger beroep voerde appellante aan dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven en dat de rechtbank had miskend dat het huwelijk de intentie had om samen verder te gaan. Het Uwv verzocht om de uitspraak van de rechtbank te bevestigen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de echtgenoot van appellante terecht als ongehuwde was aangemerkt op basis van de Wet WIA, omdat er geen gezamenlijke financiële huishouding was en het wegvallen van het inkomen van de echtgenoot geen invloed had op de financiële situatie van appellante.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante geen doel trof. De Raad benadrukte dat de omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat appellante nooit samen met haar echtgenoot had geleefd, wezenlijk waren voor de beoordeling van de aanvraag voor de overlijdensuitkering. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.