ECLI:NL:CRVB:2014:4002
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens verzwegen bankrekeningen en niet overleggen van gevraagde bankafschriften
In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstand aan appellant en zijn echtgenote op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant ontving vanaf 6 februari 2011 bijstand, maar het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ontdekte dat hij een niet-gemelde spaarrekening had bij Argenta Spaarbank N.V. met een saldo van ruim € 13.000,-. Ondanks herhaalde verzoeken om bankafschriften over verschillende rekeningen, heeft appellant niet tijdig gereageerd. Dit leidde tot de opschorting van de bijstand op 22 februari 2012 en uiteindelijk tot de intrekking van de bijstand per die datum.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de intrekking van de bijstand op juiste gronden was gebaseerd. Hij stelde dat hij wegens psychische klachten niet in staat was om de gevraagde informatie in te leveren. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij of zijn echtgenote op de relevante datum niet in staat waren om de informatie te verstrekken. De Raad bevestigde dat het college in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om de bijstand in te trekken.
Daarnaast werd de nieuwe aanvraag om bijstand afgewezen omdat appellant niet alle gevraagde bankafschriften had overgelegd. De Raad oordeelde dat het college terecht heeft vastgesteld dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld, omdat appellant niet voldoende inzicht had gegeven in zijn financiële situatie. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellant af.