Uitspraak
OVERWEGINGEN
11 augustus 2010 op de grond dat hij meent dat deze voor hem gunstige uitspraak niet heeft geleid tot uitbetaling van wettelijke rente.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 december 2014 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 11 augustus 2010, die betrekking had op de WAO-uitkering van de verzoeker. De verzoeker, woonachtig in Marokko, had verzocht om herziening van de uitspraak van 2010, omdat hij meende dat deze uitspraak niet had geleid tot de uitbetaling van wettelijke rente over de periode van 1986 tot 2002. De Raad had in de eerdere uitspraak de beslissing van de rechtbank Amsterdam vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit van het Uwv gegrond verklaard, maar had het bezwaar tegen de afwijzing van het verzoek om wettelijke rente niet-ontvankelijk verklaard.
De Centrale Raad van Beroep overwoog dat de verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die aanleiding konden geven tot herziening van de eerdere uitspraak. De Raad benadrukte dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening alleen kan worden toegepast indien er feiten of omstandigheden van feitelijke aard naar voren zijn gekomen die niet bekend waren vóór de uitspraak. De Raad concludeerde dat de verzoeker in feite de juistheid van de eerdere uitspraak opnieuw ter discussie wilde stellen, wat niet is toegestaan onder de regels voor herziening.
Daarom werd het verzoek om herziening afgewezen. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 december 2014.