ECLI:NL:CRVB:2014:4208
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J.P.M. Zeijen
- R.E. Bakker
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van toegenomen beperkingen in het kader van de WAO na herbeoordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellant, die in 1999 arbeidsongeschikt raakte door psychische klachten, had in 2005 een herbeoordeling ondergaan waarbij zijn uitkering werd ingetrokken omdat zijn arbeidsongeschiktheid was afgenomen. In 2009 meldde hij zich opnieuw ziek met toegenomen psychische klachten en slaapproblemen. Het Uwv weigerde echter om appellant opnieuw in aanmerking te brengen voor een WAO-uitkering, omdat er volgens de verzekeringsartsen geen sprake was van toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak. Dit besluit werd in bezwaar gehandhaafd.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen nieuwe medische bevindingen waren die de conclusie van toegenomen beperkingen konden onderbouwen. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij opnieuw zijn psychische problemen en slaapproblemen aanhaalde, en stelde dat zijn slaapproblemen ten onrechte niet waren erkend.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen terecht hadden vastgesteld dat de belastbaarheid van appellant ongewijzigd was gebleven en dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de eerdere conclusies konden weerleggen. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek. De uitspraak werd openbaar gedaan op 12 december 2014.