ECLI:NL:CRVB:2014:4446
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Appellante, een tandartsassistente, was op 26 mei 2010 uitgevallen door nek- en schouderklachten na een auto-ongeluk. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellante per 24 mei 2012 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit besluit werd in een later bezwaar ongegrond verklaard.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar gezondheidstoestand te optimistisch heeft ingeschat en dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar klachten in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Ze verwees naar rapporten van een neuropsycholoog en een neuroloog die haar beperkingen onderbouwden. Het Uwv heeft in reactie hierop een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ingediend, waarin werd verzocht de eerdere uitspraak te bevestigen.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het medisch onderzoek van de verzekeringsartsen voldoende was. De Raad vond dat er geen reden was om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsartsen en dat de FML adequaat was. De door appellante ingebrachte rapporten werden als inconsistent beoordeeld en niet als voldoende objectief medisch onderbouwd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.
De uitspraak werd gedaan door J. Riphagen, in tegenwoordigheid van griffier V. van Rij, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.