ECLI:NL:CRVB:2014:45

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 januari 2014
Publicatiedatum
15 januari 2014
Zaaknummer
12-5702 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanvraag voor een WAO-uitkering en de bevoegdheid van het Uwv

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 januari 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant had op 29 januari 2009 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft appellant herhaaldelijk verzocht om aanvullende informatie te verstrekken, maar appellant heeft niet tijdig de gevraagde gegevens aangeleverd. Hierdoor heeft het Uwv op 13 april 2010 besloten de aanvraag buiten behandeling te stellen op basis van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit besluit werd later door het Uwv bevestigd, maar appellant heeft hiertegen geen rechtsmiddelen aangewend.

In 2011 heeft appellant het Uwv verzocht om zijn aanspraken opnieuw te beoordelen, maar het Uwv handhaafde zijn eerdere beslissing. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarop appellant in hoger beroep ging. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het Uwv een beslissing heeft genomen zonder een lichamelijk onderzoek te verrichten en dat hij in Nederland heeft gewerkt en verzekerd was.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het Uwv appellant niet in de gelegenheid heeft gesteld om zijn aanvraag aan te vullen, wat in strijd is met de Awb. De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van appellant, met inachtneming van de uitspraak. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van het bieden van gelegenheid aan aanvragers om hun aanvragen aan te vullen voordat een besluit tot buiten behandelingstelling wordt genomen.

Uitspraak

12/5702 WAO
Datum uitspraak: 15 januari 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
26 september 2012, 12/761 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] wonende te [woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2013. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Anandbahadoer.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant heeft op 29 januari 2009 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Bij brief van 21 oktober 2009 heeft het Uwv appellant verzocht om nadere stukken te overleggen, onder meer een kopie van zijn paspoort, medische rapporten, bewijsstukken ter zake van zijn arbeidsverleden, dan wel bewijsstukken van eventueel toegekende uitkeringen. Op 10 november 2009 heeft appellant alleen een kopie van zijn paspoort overgelegd. Bij brief van 8 maart 2010 heeft het Uwv appellant wederom verzocht om voor 8 april 2010 de eerder gevraagde stukken te overleggen. Daarbij is aan appellant meegedeeld dat zijn aanvraag om een WAO-uitkering wordt afgewezen indien hij de termijn ongebruikt laat.
1.2. Bij besluit van 13 april 2010 heeft het Uwv besloten om de aanvraag van appellant op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling te laten. Bij besluit van 21 juli 2010 heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van
13 april 2010 ongegrond verklaard onder de overweging dat de aanvraag van appellant onvoldoende gegevens bevat. Appellant heeft tegen het besluit van 21 juli 2010 geen rechtsmiddelen aangewend.
1.3. Bij brief van 9 september 2011 heeft appellant het Uwv verzocht om zijn aanspraken op een WAO-uitkering opnieuw te beoordelen. Bij besluit van 13 oktober 2011 heeft het Uwv zijn eerdere beslissing van 21 juli 2010 gehandhaafd omdat appellant geen nieuwe of andere informatie heeft verstrekt. Bij besluit van 19 januari 2012 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant ongegrond verklaard. Hierbij is aangegeven dat appellant de gevraagde gegevens wederom niet heeft verstrekt waardoor de aanvraag opnieuw niet in behandeling kan worden genomen.
2.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Daartoe is met name aangevoerd dat het Uwv een beslissing heeft genomen zonder eerst een lichamelijk onderzoek te verrichten. Appellant stelt verder dat hij in Nederland heeft gewerkt, toen verzekerd was en aldaar ziek was.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 4:2, tweede lid, van de Awb verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
4.2.
Ingevolge artikel 4:5, eerste lid, aanhef onder c, van de Awb kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor het in behandeling nemen van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan te stellen termijn de aanvraag aan te vullen.
4.3.
Anders dan door de rechtbank in de aangevallen uitspraak is aangenomen, heeft het Uwv appellant niet in de gelegenheid gesteld om zijn aanvraag van 9 september 2011 binnen een daarvoor gestelde termijn aan te vullen. Het Uwv was dan ook niet bevoegd om de aanvraag van appellant met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb buiten behandeling te stellen. De Raad verwijst in dit verband nog naar zijn uitspraak van 23 juni 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ0929.
4.4.
Het vorenstaande betekent dat het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb niet in stand kan blijven en de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen en het Uwv opdragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van appellant tegen het besluit van 13 oktober 2011 met inachtneming van deze uitspraak.
5.
De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 19 januari 2012;
  • draagt het Uwv op een nieuw besluit op het bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 156,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2014.
(getekend) J.S. van der Kolk
(getekend) Z. Karekezi

CVG