ECLI:NL:CRVB:2014:457
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.C.F. Talman
- J.F. Bandringa
- F. Hoogendijk
- Rechtspraak.nl
Intrekking inkomensvoorziening op grond van de Wet investeren in jongeren en de vermogensgrens
In deze zaak gaat het om de intrekking van de inkomensvoorziening van twee appellanten op basis van de Wet investeren in jongeren (WIJ). Appellant 1 ontving vanaf 16 februari 2010 en appellant 2 vanaf 20 oktober 2010 een inkomensvoorziening. Tijdens een heronderzoek bleek dat appellanten sinds september 2007 samen een appartement in eigendom hadden, gefinancierd door een bijdrage van hun ouders en een hypotheeklening. Het bestuur heeft de inkomensvoorzieningen ingetrokken omdat de appellanten beschikten over een vermogen dat de geldende vermogensgrens overschreed. De appellanten stelden dat zij een schuld aan hun ouders hadden, die niet in aanmerking was genomen bij de vermogensvaststelling. Het bestuur heeft deze schuld niet als zodanig erkend, omdat er geen daadwerkelijke verplichting tot terugbetaling zou zijn. De rechtbank heeft de bezwaren van appellanten tegen de besluiten van het bestuur ongegrond verklaard. In hoger beroep hebben appellanten hun standpunt herhaald, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de appellanten niet konden aantonen dat er sprake was van een reële terugbetalingsverplichting. De verzoeken om schadevergoeding werden afgewezen en de proceskosten werden niet toegewezen. De uitspraak werd gedaan op 18 februari 2014.