ECLI:NL:CRVB:2014:470
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- E.C.R. Schut
- M.F. Wagner
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens gezamenlijke huishouding en bedrijfsmatige activiteiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Haarlem. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die samen met haar ex-echtgenoot [M.] een gezamenlijke huishouding zou hebben gevoerd zonder dit te melden aan het college van burgemeester en wethouders van Purmerend. Appellante ontving sinds 1 maart 1990 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor alleenstaanden, terwijl [M.] ook bijstand ontving. De Sociale Recherche Purmerend heeft een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening aan appellante, na een anonieme melding. Dit onderzoek omvatte observaties, het doorzoeken van de woonwagen van appellante en verhoren van betrokkenen. De bevindingen leidden tot de conclusie dat appellante en [M.] in de periode van 1 oktober 2000 tot 30 september 2010 hun hoofdverblijf in dezelfde woning hadden en een gezamenlijke huishouding voerden. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging. De Raad oordeelde dat de onderzoeksbevindingen voldoende grondslag boden voor de conclusie dat appellante en [M.] een gezamenlijke huishouding voerden. De Raad bevestigde dat het college bevoegd was om de bijstand van appellante in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen, omdat appellante haar inlichtingenverplichting niet was nagekomen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.