ECLI:NL:CRVB:2014:482
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Almelo. Appellanten ontvingen vanaf 27 februari 2007 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en vanaf 12 juni 2008 bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag. Het college heeft op 15 december 2009 de bijstand van appellanten ingetrokken en de kosten van bijstand over de periode van 27 februari 2007 tot en met 31 oktober 2009 teruggevorderd, omdat appellanten op geld waardeerbare werkzaamheden hebben verricht zonder dit te melden aan het college.
De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld in hoger beroep, waarbij appellanten zich verzetten tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank Almelo. Appellanten stelden dat het college al sinds december 2008 op de hoogte was van hun werkzaamheden en dat het college door niet tijdig actie te ondernemen, het recht op intrekking en terugvordering had verspeeld. De Raad oordeelde echter dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en de terugvordering te effectueren, omdat appellanten hun inlichtingenverplichting hadden geschonden door de werkzaamheden niet te melden.
De Raad concludeerde dat de intrekking van de bijstand niet beperkt was tot een bepaalde periode en dat de beoordeling de periode van 27 februari 2007 tot en met 15 december 2009 besloeg. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 11 februari 2014.