ECLI:NL:CRVB:2014:813
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand en afwijzing nieuwe aanvraag wegens overschrijding vermogensgrens en schending inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsverlening aan appellant en zijn echtgenote, die sinds 1996 bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van signalen dat zij niet op het opgegeven adres verbleven en mogelijk vermogen hadden, heeft de gemeente Nijmegen een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek onthulde dat appellant een erfenis had ontvangen en levensverzekeringen bezat, die hij niet had gemeld. Op basis van deze bevindingen heeft het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen de bijstand per 1 november 2009 ingetrokken, omdat appellant en zijn echtgenote hun inlichtingenverplichting hadden geschonden.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond. Vervolgens heeft appellant een nieuwe aanvraag voor bijstand ingediend, die ook werd afgewezen omdat zijn vermogen de geldende vermogensgrens overschreed. De rechtbank Arnhem heeft het beroep van appellant tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld. De Raad oordeelde dat appellant niet had aangetoond dat hij en zijn echtgenote niet meer over een vermogen beschikten dat de vermogensgrens overschreed. De Raad bevestigde dat de waarde van de erfenis en de levensverzekeringen meetelden bij de vermogensvaststelling. De Raad concludeerde dat het college terecht de aanvragen had afgewezen en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank moest worden bevestigd. De uitspraak werd gedaan op 11 maart 2014.