Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
besluit voor wat betreft de herziening vanaf 1 juli 2011;
2011 in stand blijven;
een bedrag van in totaal € 2.191,50;
griffierecht van in totaal € 156,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de herziening en terugvordering van bijstandsuitkeringen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De appellante, die bijstandsuitkeringen ontving, had een dochter, [Y.], die in de periode van 1 juli 2011 tot en met 21 juli 2011 inkomsten uit arbeid had. De Raad had eerder op 15 oktober 2013 een tussenuitspraak gedaan waarin werd vastgesteld dat het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam onzorgvuldig was voorbereid en op een onjuiste grondslag berustte. Het college werd opgedragen om het gebrek te herstellen.
Na de tussenuitspraak heeft het college aanvullende gegevens geraadpleegd en geconcludeerd dat [Y.] naast haar studiefinanciering ook inkomsten uit arbeid had. Appellante heeft erkend dat [Y.] na 1 juli 2011 inkomsten uit arbeid heeft ontvangen en heeft loonstroken overgelegd. Het college handhaafde zijn standpunt dat de bijstandsverlening aan appellante terecht was verlaagd naar 10% op basis van de inkomsten van [Y.].
De Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het inkomen van [Y.] in juli 2011 hoger was dan het norminkomen, waardoor appellante de noodzakelijke kosten van het bestaan kon delen met haar dochter. De Raad heeft het hoger beroep van appellante gegrond verklaard en de aangevallen uitspraak vernietigd voor wat betreft de herziening van de bijstand vanaf 1 juli 2011. De rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het besluit blijven in stand. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.191,50 bedragen. De uitspraak is openbaar gedaan op 11 maart 2014.