ECLI:NL:CRVB:2015:10
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- J.J.A. Kooijman
- W.J.A.M. van Brussel
- Rechtspraak.nl
Terugvordering en (deels) verrekening te veel ontvangen BWOO-uitkering
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een te veel ontvangen BWOO-uitkering door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van appellant, die van 1 juni 2006 tot en met 4 juni 2011 een uitkering ontving op basis van de Werkloosheidswet (WW). Appellant had verzocht om herleving van zijn uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel (BWOO). De minister heeft vastgesteld dat appellant over de periode van juli 2006 tot en met december 2009 een te veel ontvangen uitkering had van € 3.421,40, wat leidde tot een terugvordering. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze terugvordering, en de rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, maar de minister heeft in hoger beroep de terugvordering gehandhaafd.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 8 januari 2015 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat de aan appellant verzonden brieven en besluiten onvoldoende onderbouwing bevatten voor het teruggevorderde bedrag. De minister had erkend dat er onjuistheden in de overzichten zaten. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank voor zover deze de terugvordering over de periode van 1 november 2006 tot en met 31 december 2009 in stand hield. De Raad oordeelde dat de minister de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand kon laten, omdat appellant niet tekort was gedaan in de terugvordering.
De Raad heeft de minister ook veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 974,-. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige onderbouwing bij terugvorderingen van uitkeringen en de verplichting van de appellant om relevante informatie te verstrekken.