ECLI:NL:CRVB:2015:1256
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- C.H. Rombouts
- M. ter Brugge
- Rechtspraak.nl
Intrekking bijstand en gezamenlijke huishouding onder de WWB
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Overijssel. De appellant ontving sinds 23 juni 2011 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Zwolle had de bijstand van de appellant ingetrokken, omdat er vermoedens waren dat hij een gezamenlijke huishouding voerde met een andere persoon, zonder dit te melden aan het college, wat in strijd was met zijn inlichtingenverplichting. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze intrekking ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant in de periode van 23 juni 2011 tot 20 oktober 2011 de inlichtingenverplichting niet heeft geschonden, omdat het college op de hoogte was van zijn woonsituatie. Echter, vanaf 20 oktober 2011 had de appellant wel de verplichting om het college te informeren over zijn hoofdverblijf, wat hij niet deed. De Raad oordeelde dat de onderzoeksbevindingen van het college voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding, en dat de appellant in die periode zijn inlichtingenverplichting had geschonden.
De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de appellant gegrond, met de beslissing dat het college een nieuw besluit over de terugvordering moest nemen. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van de appellant. De uitspraak benadrukt het belang van de inlichtingenverplichting en de criteria voor het vaststellen van een gezamenlijke huishouding onder de WWB.