Uitspraak
OVERWEGINGEN
4.7. Het college heeft gelet op wat onder 4.6 tot en met 4.6.2 is overwogen terecht aangenomen dat appellanten in de te beoordelen periode een gezamenlijke huishouding voerden. Appellante heeft in strijd met de op haar rustende inlichtingenverplichting daarvan geen melding gemaakt aan het college met als gevolg dat aan appellante over die periode ten onrechte bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder is verleend. De omstandigheid dat appellante en de kinderen vanaf 20 juli 2012 in Canada waren, betekent, anders dan appelanten betogen, niet dat appellante van 20 juli 2012 tot en met 31 augustus 2012 geen gezamenlijke huishouding had met appellant. In de omstandigheid dat de rechtbank zich niet expliciet heeft uitgelaten over de hierop betrekking hebbende beroepsgrond ziet de Raad geen aanleiding om de aangevallen uitspraak te vernietigen.
4.11. Uit 4.4 tot en met 4.7 volgt tevens dat de rechtbank het beroep tegen de afwijzing van de langdurigheidstoeslag over 2012 en 2013 terecht ongegrond heeft verklaard.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak 2.