ECLI:NL:CRVB:2015:1333

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 april 2015
Publicatiedatum
29 april 2015
Zaaknummer
13-5612 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om incidentele aanvullende uitkering op basis van de Wet werk en bijstand

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Het betreft een verzoek van het college van burgemeester en wethouders van Assen om een incidentele aanvullende uitkering (IAU) op basis van artikel 74 van de Wet werk en bijstand (WWB) voor het jaar 2010. Het college had een bedrag van € 1.010.963,- aangevraagd, maar de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft dit verzoek afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het advies van de Toetsingscommissie WWB, die concludeerde dat niet voldaan was aan de statistische criteria voor een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt, zoals bedoeld in artikel 15 van de Regeling WWB en WIJ.

De Raad heeft vastgesteld dat de staatssecretaris op goede gronden het standpunt heeft ingenomen dat de Toetsingscommissie overtuigend heeft onderbouwd waarom in Assen in 2010 geen sprake was van een uitzonderlijke situatie. De instroom- en uitstroomcijfers in Assen waren vergelijkbaar met die in Nederland als geheel, en de ontwikkeling van het aantal niet-werkende werkzoekenden was relatief gunstig. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de afwijzing niet deugdelijk was gemotiveerd, maar de Raad oordeelde dat appellant onvoldoende feiten en omstandigheden had aangedragen om tot een ander oordeel te komen.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten.

Uitspraak

13/5612 WPB
Datum uitspraak: 21 april 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 6 september 2013, 13/249 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Assen (appellant)
de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (staatssecretaris)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift en een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2015. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Sibma en mr. A.M. van Haeften. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door R. Schuurmans.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft op 27 juli 2011 een verzoek ingediend voor een incidentele aanvullende uitkering (IAU) als bedoeld in artikel 74 van de Wet werk en bijstand (WWB) over 2010. Het gaat hierbij om een bedrag van € 1.010.963,-.
1.2.
Bij besluit van 23 december 2011, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 6 februari 2013 (bestreden besluit), heeft de staatssecretaris het verzoek afgewezen, onder verwijzing naar het advies van de Toetsingscommissie WWB (TC) van 15 december 2011.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 69, eerste lid, van de WWB, voor zover hier van belang, verstrekt Onze Minister jaarlijks ten laste van 's Rijks kas aan het college een uitkering voor de kosten van de door het college toegekende:
a. algemene bijstand;
b. inkomensvoorzieningen, bedoeld in de Wet investeren in jongeren;
c. uitkeringen, bedoeld in de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de Wet werk en inkomen kunstenaars.
4.2.
Ingevolge artikel 74, eerste lid, van de WWB kan de minister op verzoek van het college een IAU toekennen indien de door het college gemaakte kosten als bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de WWB hoger zijn dan de daarvoor verstrekte uitkering. Ingevolge artikel 73 van de WWB geeft de TC een oordeel over dat verzoek.
4.3.
Op grond van artikel 74, derde lid, van de WWB worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld voor de gronden voor verlening van de aanvullende uitkering en voor de wijze van beoordeling van het verzoek door de TC.
4.4.
Op grond van artikel 10, eerste lid, van het Besluit WWB 2007 (Besluit) wordt een IAU slechts toegekend voor zover:
a. voldaan is aan bij ministeriële regeling te stellen vormvoorschriften;
b. de gemaakte kosten, bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de WWB de verstrekte uitkering met minimaal tien procent overstijgen;
c. de uitkomst van de beoordeling van het effect van de arbeidsmarkt en van het gevoerde gemeentelijk beleid en de uitvoering daarvan alsmede de rechtmatige uitvoering van de wet daartoe aanleiding geeft.
De TC beoordeelt blijkens het tweede lid van datzelfde artikel of een verzoek voor een IAU voldoet aan de in het eerste lid genoemde voorwaarden en adviseert Onze Minister.
4.5.
De in artikel 10, eerste lid, van het Besluit bedoelde ministeriële regeling is de Regeling WWB en WIJ (Regeling). Ingevolge artikel 15, vierde lid, van de Regeling kan een verzoek voor een IAU slechts voor inwilliging in aanmerking komen indien naar het oordeel van de TC:
a. sprake is van een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt, en
b. de overstijging, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit, niet het gevolg is van:
1. onrechtmatige uitvoering van de wet, de WIJ, de IOAW, de IOAZ of de WWIK, of
2. de beleidskeuzen van, dan wel handelen door het college of de gemeenteraad van de tekortgemeente.
4.6.
Artikel 15, vijfde lid, van de Regeling geeft statistische criteria voor de instroom en de uitstroom. Wordt aan die criteria voldaan, dan is in ieder geval sprake van een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt.
4.7.
Wordt niet voldaan aan de statistische criteria van artikel 15, vijfde lid, van de Regeling, dan is het aan de TC overgelaten om te beoordelen of sprake is van een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt. De TC heeft in verband met die beoordeling twee criteria ontwikkeld. Het ene criterium ziet op de ontwikkeling van de werkloze beroepsbevolking. Het andere criterium ziet op de ontwikkeling van het aantal niet werkende werkzoekenden. Wordt aan één van deze criteria voldaan, dan is naar het oordeel van de TC sprake van een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt. Wordt aan geen van deze criteria voldaan, dan betrekt de TC de door het college bij de aanvraag gegeven analyse van de situatie op de arbeidsmarkt in haar overweging.
4.8.
Niet in geschil is dat appellant niet voldoet aan de in 4.6 en 4.7 bedoelde criteria. Omdat daaraan niet wordt voldaan, heeft de TC in de beoordeling de door appellant bij de aanvraag gegeven analyse van de oorzaken van het tekort betrokken, alsmede de door appellant op verzoek aan de TC verstrekte aanvullende informatie. Deze analyse en de aanvullende informatie waren voor de TC geen aanleiding om te oordelen dat in dit geval sprake was van een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt. De TC heeft in verband daarmee overwogen dat de instroomontwikkeling in Assen in 2010 nagenoeg gelijk was aan de ontwikkeling in Nederland over de jaren 2007 tot en met 2009 en dat de uitstroomontwikkeling in 2010 zelfs iets beter was dan de landelijke uitstroom in de jaren 2007 tot en met 2009. Bovendien was de ontwikkeling van het aantal niet werkende werkzoekenden relatief gunstiger dan voor Nederland als geheel, wat er op wijst dat in Assen geen sprake is geweest van een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt. Appellant heeft er weliswaar op gewezen dat de jeugdwerkloosheid in Assen in 2010 niet is gedaald, maar heeft daar geen analyse van gegeven. Ook ontbreekt een cijfermatige vergelijking met andere gemeenten wat betreft het aanbod van laag gekwalificeerd werk. De TC heeft daarom de staatssecretaris geadviseerd de aanvraag af te wijzen. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit het standpunt ingenomen dat de TC op overtuigende wijze heeft onderbouwd waarom in Assen in 2010 geen sprake is geweest van een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt.
4.9.1.
Appellant voert aan dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd. De TC had op basis van het positieve beleid en de uitvoering daarvan aanleiding moeten zien alsnog positief te adviseren.
4.9.2.
Deze grond slaagt niet. De beoordeling of sprake is van een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt vindt plaats op basis van de door appellant in het kader van de aanvraag verstrekte analyse. Het is aan appellant om die feiten en omstandigheden naar voren te brengen die moeten leiden tot het oordeel dat sprake is van een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt. Wat appellant naar voren heeft gebracht is daartoe ontoereikend.
4.9.3.
Appellant heeft ter zitting van de Raad bevestigd dat de in 4.8 bedoelde cijfermatige vergelijking met andere gemeenten ontbreekt. Voor de nadere analyse met betrekking tot de jeugdwerkloosheid heeft appellant verwezen naar de door hem overgelegde Analyse bestand WWB tot 27 jaar en de relatie tot de arbeidsmarkt, opgesteld door F. Kuiper en H. Meijeren van Stimulansz, van februari 2012 (rapport). Dit rapport bevat echter alleen kwantitatieve gegevens met betrekking tot de ontwikkeling van de jeugdwerkloosheid, het aantal vacatures en de werkloosheid in Assen, Emmen, Hoogeveen, het Corop-gebied Noord-Drenthe, de provincie Drenthe en geheel Nederland. Een verklaring voor het feit dat de jeugdwerkloosheid in Assen in 2010 minder is gedaald dan in de omringende gemeenten, wordt in het rapport niet gegeven. Het rapport eindigt met de stelling dat in de regio Assen wellicht sprake is van een mismatch op de arbeidsmarkt, maar het is niet duidelijk waarop die stelling is gebaseerd.
4.9.4.
Aan het door appellant gevoerde beleid komt, in het kader van de beoordeling van de vraag of sprake is geweest van een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt, niet de betekenis toe die appellant daaraan toekent. Een rechtmatige uitvoering van het beleid houdt immers niet in dat bij een optredend tekort sprake is van een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt. Hierbij is van belang dat een IAU alleen wordt verstrekt in die gevallen dat de overschrijding van de eigen risicodrempel van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b van het Besluit wordt veroorzaakt door omstandigheden die de gemeente, in het kader van de uitvoering van de WWB, niet kon beïnvloeden en waarbij bij de vaststelling van het gemeentebudget geen rekening kon worden gehouden. Omdat Assen een gemeente is met meer dan 40.000 inwoners, kan de TC het gevoerde gemeentelijke beleid en de uitvoering daarvan niet op grond van artikel 15, zevende lid, van de Regeling bij de oordeelsvorming betrekken.
4.10.
Gelet op 4.9.1 tot en met 4.9.4 slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak moet daarom worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen als voorzitter en J.F. Bandringa en
P.W. van Straalen als leden, in tegenwoordigheid van R.G. van den Berg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 april 2015.
(getekend) C. van Viegen
(getekend) R.G. van de Berg

HD