ECLI:NL:CRVB:2015:1449
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en intrekking van bijstand na betrokkenheid bij hennepkwekerij
In deze zaak gaat het om de herziening, intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die betrokken was bij een hennepkwekerij. Appellant ontving sinds 8 januari 2008 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Na een inval door de politie op 13 december 2012, waarbij een hennepkwekerij met 464 planten werd aangetroffen, is er een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand. De handhavingsspecialist van de gemeente Amsterdam concludeerde dat appellant werkzaamheden had verricht in de hennepkwekerij zonder dit te melden, wat leidde tot de intrekking van zijn bijstand over de periode van 1 juli 2012 tot 13 december 2012 en een terugvordering van € 8.180,19.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond. Appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat zijn betrokkenheid bij de hennepkwekerij beperkt was tot het weggooien van vuilniszakken en dat het college niet had aangetoond dat hij gedurende de gehele periode betrokken was bij de hennepkwekerij. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college niet voldoende had aangetoond dat appellant vanaf 1 juli 2012 bij de hennepkwekerij betrokken was. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep gegrond, waarbij de intrekking van de bijstand over de periode van 1 juli 2012 tot 1 augustus 2012 niet standhield. Het college werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen over de terugvordering van de bijstand.
De Raad oordeelde verder dat het college in de kosten van appellant moest worden veroordeeld, die in totaal € 2.940,- bedroegen. De uitspraak werd openbaar gedaan op 7 mei 2015.