ECLI:NL:CRVB:2015:1480
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Geen recht op WGA-vervolguitkering wegens onvoldoende medische en arbeidskundige grondslag
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante, die sinds 10 december 2007 uitgevallen is voor haar werk als docent techniek vanwege darmklachten, had eerder recht op een loongerelateerde WGA-uitkering. Het Uwv had echter vastgesteld dat haar recht op een WGA-vervolguitkering per 20 mei 2012 eindigde, omdat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Appellante betwistte deze beslissing en stelde dat haar beperkingen door het prikkelbare darm syndroom (PDS) niet goed waren ingeschat.
Tijdens de zitting op 9 maart 2015 heeft appellante haar standpunt toegelicht, bijgestaan door haar advocaat. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. De Raad heeft de medische en arbeidskundige grondslagen van het besluit van het Uwv beoordeeld. De verzekeringsarts had geconcludeerd dat de oorspronkelijke klachten van appellante waren verbeterd, maar dat er nog steeds beperkingen waren ten aanzien van stress en verantwoordelijkheden. De rechtbank had geoordeeld dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag berustte en dat er geen aanleiding was om aan de juistheid van de rapporten van de verzekeringsarts te twijfelen.
De Raad heeft in hoger beroep vastgesteld dat de rechtbank de gronden van appellante afdoende had besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat er geen nieuwe medische feiten zijn die de beoordeling van de belastbaarheid van appellante op de datum in geding zouden beïnvloeden. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.