ECLI:NL:CRVB:2015:1779
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang in WIA-zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 mei 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante had zich ziek gemeld vanuit een uitkeringssituatie op grond van de Werkloosheidswet en had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarin werd vastgesteld dat zij per 13 april 2012 geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het Uwv had later het bezwaar gegrond verklaard en vastgesteld dat appellante recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering (LGU) per 13 april 2012.
In hoger beroep voerde appellante aan dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en dat haar psychische klachten niet goed waren ingeschat. Het Uwv stelde echter dat appellante inmiddels een WGA-loonaanvullingsuitkering (LAU) was toegekend per 10 oktober 2013, met een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. De Raad overwoog dat er geen procesbelang was, omdat het hoger beroep van appellante geen gunstiger resultaat kon opleveren dan wat zij al had gekregen. De inkomenseis die voor haar gold per 13 april 2012 had geen gevolgen meer, nu zij een LAU had gekregen.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was, omdat appellante niet meer kon bereiken dan wat al was toegekend. De uitspraak van de Raad verwijst naar eerdere uitspraken en benadrukt het belang van procesbelang in hoger beroep. De beslissing werd uitgesproken in het openbaar, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.