ECLI:NL:CRVB:2015:183

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 januari 2015
Publicatiedatum
27 januari 2015
Zaaknummer
12-6683 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake wijziging WGA-loonaanvullingsuitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellant ontving sinds 3 oktober 2009 een loongerelateerde WGA-uitkering, maar na een herbeoordeling door het Uwv werd vastgesteld dat zijn arbeidsongeschiktheid was verminderd tot 44%. Dit leidde tot een wijziging van zijn uitkering per 1 februari 2014. Appellant was het niet eens met deze herbeoordeling en stelde dat hij meer en verdergaand beperkt was dan het Uwv had aangenomen. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling van de verzekeringsartsen juist was en dat er geen aanleiding was om aan de FML te twijfelen. In hoger beroep herhaalde appellant zijn grieven, maar de Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de rechtbank op overtuigende wijze had gemotiveerd waarom er geen aanleiding was om de FML te wijzigen en dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, geschikt waren voor appellant. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak.

Uitspraak

12/6683 WIA
Datum uitspraak: 14 januari 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van
21 november 2012, 12/5482 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats](appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.H. Samama, advocaat, hoger beroep ingesteld en nadere medische gegevens in het geding gebracht
.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend
.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 augustus 2014. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Samama. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
W.H.M. Visser.
De Raad heeft het onderzoek in de zaak heropend en het Uwv nadere vragen gesteld. Het Uwv heeft op 3 oktober 2014 de vraagstelling beantwoord.
Met toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gelaten, waarna de Raad het onderzoek heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Aan appellant is met ingang van 3 oktober 2009 een loongerelateerde WGA-uitkering (LGU) op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%. Bij besluit van 8 oktober 2010 is aan appellant meegedeeld dat de LGU eindigt op 16 oktober 2010 en dat hij vanaf die datum recht heeft op een WGA-loonaanvullingsuitkering (LAU), naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.2.
Naar aanleiding van een verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige herbeoordeling heeft het Uwv bij besluit van 27 januari 2012 vastgesteld dat appellant 44% arbeidsongeschikt is, de wijziging van de uitkering ingaat per 1 februari 2014 en de hoogte van de WGA-LAU hierdoor nu niet wijzigt. Voorts is hem meegedeeld dat de inkomenseis vanaf 1 februari 2014 voor hem geldt.
1.3.
In de bezwaarfase heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) aangepast. Naar aanleiding van de gewijzigde FML heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep enkele functies niet langer passend geacht en laten vervallen. Op basis van een nieuwe schatting heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep vastgesteld dat appellant 46,78% arbeidsongeschikt is en dit tot gevolg heeft dat hij onveranderd in de arbeidsongeschiktheidsklasse 35 tot 80% valt. Vervolgens heeft het Uwv bij besluit van 4 juli 2012 (bestreden besluit) het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen aanknopingspunten zijn om het medische oordeel van de verzekeringsartsen voor onjuist te houden. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij zijn onderzoek de astma,- reuma-, long- en psychische klachten alsmede slaapstoornissen van appellant heeft beoordeeld en niet kan worden gesteld dat de beperkingen, die hij in verband hiermee in de FML heeft opgenomen, zijn onderschat. De informatie van de neuroloog en psychiater heeft de rechtbank geen aanleiding gegeven anders te concluderen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep afdoende gemotiveerd dat met de slaapstoornis en de medicatie voldoende rekening is gehouden door een urenbeperking alsmede een beperking op het gebied van monotone werkzaamheden aan te nemen. Uit de FML is de rechtbank gebleken dat in verband met de psychische klachten van appellant de verzekeringsarts bezwaar en beroep beperkingen heeft opgenomen ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren. Daarmee heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de FML voldoende rekening gehouden met de psychische klachten van appellant. Het standpunt van de psychiater, dat plaatsing binnen de reguliere arbeidsmarkt niet haalbaar is vanwege het feit dat appellant een ongeschoolde man is die zeker 20 jaar ouder imponeert dan zijn kalenderleeftijd met een zeer beperkte psychische- en lichamelijke belastbaarheid, geeft de rechtbank geen aanleiding te concluderen dat er sprake is van een volledige arbeidsongeschiktheid, nu een medische onderbouwing hiervoor ontbreekt. Tot slot heeft de rechtbank overwogen dat gesteld noch gebleken is dat de geduide functies niet passend zijn voor appellant.
3. In hoger beroep heeft appellant zijn in eerste aanleg aangevoerde grieven herhaald
.Kort gezegd is appellant van mening dat hij meer en verdergaand beperkt is dan door het Uwv is aangenomen en dat hij volledig arbeidsongeschikt moet worden geacht.
4. Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen
.
5. De Raad overweegt het volgende.
5.1.
De rechtbank heeft op basis van de medische gegevens die aanwezig waren tijdens de beroepsprocedure terecht geen aanleiding gezien voor twijfel aan de juistheid van de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de FML vastgelegde belastbaarheid van appellant. Op overtuigende wijze heeft de rechtbank gemotiveerd waarom die aanleiding niet is gezien. Dit oordeel kan worden gevolgd. In hoger beroep heeft appellant een brief van zijn behandelend neuroloog ingezonden, gedateerd 17 december 2012. Daarin heeft de neuroloog verklaard dat appellant bekend is met slaap- en- waakstoornissen in verband met een zogenaamde hypersomnie, deels bepaald door medicatie. Voorts heeft hij verklaard dat hij hiervoor medicamenteus wordt behandeld en de situatie matig is. Zoals terecht door het Uwv is opgemerkt is deze verklaring identiek aan de informatie die de neuroloog heeft verstrekt aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten tijde van de bezwaarprocedure. Het Uwv heeft daarom terecht geen aanleiding gezien de FML alsnog te wijzigen.
5.2.
Aan de hand van de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangepaste FML heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de functies Soldering technician
(SBC-code 111180), draadweefster/nadenlegger (SBC-code 264122) en medewerker assemblage (SBC-code 271130) aan de schatting ten grondslag gelegd. Met het oog op de inhoudsomschrijving van de functie Soldering technician en de in de FML gegeven toelichtingen bij de items vasthouden en verdelen van de aandacht, heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op verzoek van de Raad ten aanzien van deze functie een nadere toelichting gegeven ten aanzien van de signaleringen
.De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens geconcludeerd dat vasthouden en verdelen van de aandacht niet langer dan een half uur achter elkaar voorkomen. De items hebben betrekking op een aaneensluitende deelhandeling. In de functie is sprake van korte opeenvolgende deelhandelingen die aanzienlijk korter zijn dan een half uur. Optellen van de deelhandelingen en deze samen als één handeling beschouwen is een niet juiste wijze van beoordelen van de items waarover een toelichting wordt gevraagd. Tot slot heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep nagevraagd of de door appellant gebruikte medicatie aan vervulling van de functie in de weg staat. Dat blijkt niet het geval. De Raad acht hiermee afdoende onderbouwd dat de functie Soldering technician geschikt is te achten voor appellant. Voorts is de Raad van oordeel dat de geschiktheid van de voorgehouden functies van draadweefster/nadenlegger en medewerker assemblage voor appellant afdoende is toegelicht door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het rapport van 3 juli 2012.
6. Gelet op de overwegingen in 5.1 en 5.2 slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en J.S. van der Kolk en
I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in tegenwoordigheid van S. Aaliouli als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2015.
(getekend) D.J. van der Vos
(getekend) S. Aaliouli
GdJ