ECLI:NL:CRVB:2015:1860
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J.P.M. Zeijen
- R.E. Bakker
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor werk na WIA-beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van appellante, die zich beroept op een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Appellante heeft een verminderde benutbaarheid van haar mogelijkheden, maar wordt geacht in staat te zijn om psychisch en lichamelijk niet te zwaar belastend werk te verrichten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld waarin de fysieke en psychische beperkingen van appellante zijn vastgelegd. De psychiater W.M.J. Hassing heeft in haar rapportage vastgesteld dat er geen objectieve medische gronden zijn voor een urenbeperking, en dat de klachten van appellante niet voldoen aan de criteria voor een somatoforme stoornis.
De rechtbank heeft in de eerdere uitspraak geoordeeld dat het medisch en arbeidskundig onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante haar standpunt herhaald, maar de Raad heeft geconcludeerd dat de verzekeringsartsen van het Uwv de beperkingen van appellante correct hebben beoordeeld. De Raad heeft vastgesteld dat er geen objectieve medische gronden zijn om de beperkingen voor het verrichten van arbeid onjuist te achten. De geschiktheid van appellante voor de geselecteerde functies is afdoende toegelicht, en de argumenten van appellante zijn niet overtuigend gebleken.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J.W. Schuttel als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 1 mei 2015.