ECLI:NL:CRVB:2015:2035
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en het vertrouwensbeginsel in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Gelderland. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 20 maart 2012, waarin werd vastgesteld dat zij met ingang van 25 januari 2012 geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat door de Centrale Raad werd bevestigd.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellante in staat moest worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met haar vastgestelde belastbaarheid. De medische beoordeling door de verzekeringsartsen was zorgvuldig verricht en er waren geen relevante aspecten van appellantes gezondheid gemist. De rechtbank had ook met juistheid geoordeeld dat appellante op de datum in geding in staat was om haar maatgevende arbeid uit te voeren. De rapporten van de arbeidsdeskundige en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gaven voldoende inzicht in de geschiktheid van de geduide functies voor appellante.
Daarnaast werd het beroep van appellante op het vertrouwensbeginsel verworpen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.