ECLI:NL:CRVB:2015:2193
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- J. Riphagen
- P.H. Banda
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant, die als stukadoor werkte, had te maken met verschillende gezondheidsklachten, waaronder rugklachten en vermoeidheid. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) concludeerde dat appellant per 12 oktober 2012 niet voldeed aan de voorwaarden voor een WIA-uitkering. Dit besluit werd door de rechtbank Oost-Brabant in een eerdere uitspraak bevestigd. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat zijn klachten onvoldoende serieus waren genomen en dat zijn beperkingen onjuist waren vastgesteld.
De Centrale Raad van Beroep beoordeelde de zaak en concludeerde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts van het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad oordeelde dat er geen objectieve medische gegevens waren die de stelling van appellant ondersteunden dat zijn beperkingen voor het verrichten van arbeid waren onderschat. De verzekeringsarts had appellant onderzocht en de relevante medische informatie in zijn beoordeling betrokken. De Raad bevestigde dat de door het Uwv aangeduide voorbeeldfuncties, ondanks de klachten van appellant, medisch passend waren.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat appellant in staat was om bepaalde functies te vervullen, ondanks zijn gezondheidsklachten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.822,81 bedroegen, inclusief griffierecht.