Uitspraak
.Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. P.J.C. Bolton, kantoorgenoot van mr. Van Ek. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Y.J.P. Pozun.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 8 april 1996 gehuwd is met A. Appellante ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en kreeg in 2009 bijstand voor alleenstaanden nadat A naar Heerlen was verhuisd. Naar aanleiding van een anonieme melding dat appellante en A samen op vakantie waren geweest, startte de gemeente Sittard-Geleen een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand. Het college concludeerde dat appellante niet duurzaam gescheiden leefde van A en trok de bijstand per 19 februari 2011 in, met terugvordering van eerder ontvangen bedragen. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, maar appellante ging in hoger beroep.
De Raad oordeelde dat het college onvoldoende bewijs had geleverd voor de conclusie dat appellante en A niet duurzaam gescheiden leefden. De Raad stelde vast dat, hoewel appellante en A nog steeds gehuwd waren, er onvoldoende feitelijke grondslag was voor de intrekking van de bijstand over de periodes van 19 februari 2011 tot en met 8 augustus 2011 en van 25 augustus 2011 tot en met 11 november 2011. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep gegrond, waarbij het college werd opgedragen een nieuwe beslissing te nemen over de terugvordering. Tevens werd het college veroordeeld in de kosten van appellante, die op € 2.922,- werden begroot.