ECLI:NL:CRVB:2015:2201
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over de eerste arbeidsongeschiktheidsdag in het kader van de Wet WIA
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 1 juli 2015, wordt de zaak behandeld van een betrokkene die in hoger beroep is gegaan tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot zijn arbeidsongeschiktheid. De betrokkene, die vanaf 20 juni 1988 als vrachtwagenchauffeur werkte, had zich op 4 september 2009 ziek gemeld en ontving vanaf 4 december 2009 een Ziektewet-uitkering. In 2011 diende hij een aanvraag in voor een WIA-uitkering, waarbij het Uwv 4 september 2009 als zijn eerste arbeidsongeschiktheidsdag beschouwde. De betrokkene maakte bezwaar tegen de berekening van zijn dagloon, omdat er volgens hem geen rekening was gehouden met zijn overuren en eerdere ziekteperiodes.
De rechtbank Oost-Nederland oordeelde dat het bestreden besluit van het Uwv niet zorgvuldig was voorbereid en dat onvoldoende vaststond dat 4 september 2009 de eerste arbeidsongeschiktheidsdag was. De rechtbank vernietigde het besluit en droeg het Uwv op om een nieuwe beslissing te nemen. Het Uwv ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank. De Raad stelde vast dat er onvoldoende bewijs was dat 4 september 2009 de juiste datum was en dat er mogelijk eerder arbeidsongeschiktheid was geweest. De Raad gaf het Uwv de opdracht om binnen zes weken het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak.