Uitspraak
12 september 2013, 12/1325 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juli 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om geen WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die op 18 februari 2010 uitviel voor zijn werk als montagemedewerker door een tumor en later ook nek- en schouderklachten opliep na een verkeersongeval, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank Limburg had het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad overweegt dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts J.L. Waasdorp zorgvuldig tot stand is gekomen en dat er geen inconsistenties in zijn rapport zijn aangetroffen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de beperkingen van appellant op de datum in geding correct zijn vastgesteld. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn beperkingen zijn onderschat, maar de Raad oordeelt dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de rapporten van de verzekeringsartsen onjuist zijn. De Raad bevestigt de conclusie van de rechtbank dat appellant in staat is de voor hem geselecteerde functies te vervullen, ondanks zijn klachten.
De uitspraak van de Raad bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en wijst het verzoek om vergoeding van wettelijke rente en proceskosten af. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om de eerdere uitspraak te herzien, en dat de medische en arbeidskundige grondslagen voor de beslissing van het Uwv voldoende zijn onderbouwd.