ECLI:NL:CRVB:2015:2252
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning bijzondere bijstand en buitenwettelijk begunstigend beleid
In deze zaak gaat het om de toekenning van bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante, die studiefinanciering ontvangt, heeft op 25 februari 2013 bijzondere bijstand aangevraagd voor kosten van rechtsbijstand. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft deze aanvraag afgewezen, met uitzondering van één nota die binnen de termijn was ingediend. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep is gegaan.
Appellante heeft aangevoerd dat er bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat zij de aanvraag voor bijzondere bijstand later heeft ingediend dan de wettelijke termijn van drie maanden. Tevens heeft zij gesteld dat het college een voor haar gunstiger beleid had moeten toepassen dat vóór 1 februari 2013 gold, waardoor het mogelijk was om binnen een jaar na het ontstaan van de kosten een aanvraag in te dienen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de financiële situatie van appellante niet kan worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden en dat het college het nieuwe beleid consistent heeft toegepast.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet aan de voorwaarden van het beleid voldoet, aangezien zij haar aanvraag na de ingangsdatum van het nieuwe beleid heeft ingediend. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 7 juli 2015.