ECLI:NL:CRVB:2015:2264
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake inhouding vakantietoeslag en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant ontving bijstand naar de norm voor een alleenstaande, maar er werd maandelijks een bedrag ingehouden op zijn bijstand vanwege een schuld aan het college van burgemeester en wethouders van Heerlen. Appellant verzocht om herberekening van de beslagvrije voet, wat leidde tot een besluit van het college op 9 augustus 2012, waarin de beslagvrije voet werd verhoogd, maar de inhouding van de vakantietoeslag werd gehandhaafd. Appellant ging in beroep tegen dit besluit, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep stelde de Raad vast dat er geen geschil was over het feit dat de besluiten van het college in strijd waren met het recht, gelet op een arrest van de Hoge Raad. De Raad oordeelde dat het college niet kon volhouden dat de besluiten voorafgaand aan het arrest rechtmatig waren en dat er geen proceskosten verschuldigd waren. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak, verklaarde het beroep gegrond en herroept het besluit van 9 augustus 2012 voor zover het betrekking heeft op de inhouding van de vakantietoeslag. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.205,- bedroegen, en moest het college het griffierecht van € 162,- vergoeden.